De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel op 8 november 2016 aangenomen en de minister van BZK moet het voor 8 februari 2017 bekrachtigen. Daarna is er geen sprake meer van een wetsvoorstel maar van een wet.

Voordat die wet in werking kan treden, moet eerst de nodige aanpassings- en invoeringswetgeving tot stand zijn gekomen. Dat kost waarschijnlijk twee tot drie jaar. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de wet eerder dan op 1 januari 2019 in werking treedt. Een latere datum (bijvoorbeeld 1 januari 2020) ligt meer in de rede.

Wat betekent de nieuwe wet?

Wat verandert er?

Volgens het wetsvoorstel:

  • moet er een tweezijdige arbeidsovereenkomst komen, waarop in de meeste gevallen een cao van toepassing is. Daarmee verdwijnen het publiekrechtelijke en eenzijdige karakter van de ambtelijke aanstelling en de eenzijdige vaststelling van arbeidsvoorwaarden;
  • wordt het overgrote deel van de ambtenaren, naast ambtenaar, ook werknemer, in de zin van boek 7 titel 10 van het Burgerlijk Wetboek;
  • gaat voor ambtenaren het burgerlijk ontslagrecht gelden. Ontslag aanvechten kan dan bij de burgerlijke rechter in plaats van bij de bestuursrechter.

Hoe kunt u zich hierop voorbereiden?

Voor (organisaties van) ambtenaren en overheidswerkgevers geldt dat u rekening moet houden met de volgende veranderingen:

  • Om de rechtspositieregelingen te vervangen, moeten werkgevers- en werknemersorganisaties cao’s sluiten. Mogelijk neemt u in die cao een geschillenregeling op.
  • HRM-adviseurs en juristen van overheidswerkgevers moeten worden geschoold in het privaatrecht.
    Personeelshandboeken moeten worden aangepast aan de nieuwe wetgeving.
  • Het verdient aanbeveling om de ambtenaren een arbeidsovereenkomst te laten ondertekenen. Dat schept duidelijkheid over hun rechtspositie en biedt de mogelijkheid om bestaande en toekomstige cao’s op hen van toepassing te verklaren.

Wat gebeurt er met de Ambtenarenwet?

De ‘normalisering’ van de verschillende rechtsposities is niet volledig. Het wetsvoorstel is niet bedoeld om een einde te maken aan het eigen karakter van het ambtenaarschap of om de benaming ‘ambtenaar’ in de ban te doen.

Verschillende bepalingen uit de Ambtenarenwet blijven gelden voor de ambtenaren die een arbeidsovereenkomst krijgen, zoals de bepalingen over:

  • ambtelijke waarden, integriteit, de eed of belofte en nevenwerkzaamheden;
  • de beperking van grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting;
  • vertrouwensfuncties en de daarmee verbonden (mogelijke) beperkingen voor reizen naar het buitenland.

Op welke ambtenaren is de normalisering niet van toepassing?

De volgende groepen ambtenaren zijn uitgezonderd van de normalisering:

  • een groep benoemde ambtsdragers zoals ministers, staatssecretarissen, burgemeesters en de commissarissen van de Koning;
  • rechterlijke ambtenaren en de leden van de Hoge Colleges van Staat.
    Verder blijft de eenzijdige aanstelling gehandhaafd voor:
  • alle politieambtenaren;
  • zowel militaire ambtenaren als het burgerpersoneel bij de krijgsmacht.

Verschillende categorieën overheidswerknemers

Bij de overheid ontstaan dus verschillende categorieën werknemers:

  • Ambtenaren ‘nieuwe stijl’ met een arbeidsovereenkomst waarop tevens de Ambtenarenwet van toepassing is. Dat kunnen zijn:
    • huidige ambtenaren;
    • werknemers die nu geen ambtenaar zijn, maar dat worden doordat zij op een arbeidsovereenkomst werken bij een overheidswerkgever.
  • Ambtenaren ‘oude stijl’ met een publiekrechtelijke rechtspositie en rechtsbescherming.
  • Werknemers die nu nog ambtenaar zijn, maar slechts tot de wet in werking treedt. Daarna zijn zij geen ambtenaar meer omdat hun werkgever geen overheidswerkgever is in de zin van de nieuwe Ambtenarenwet. Dit betreft vooral werknemers van stichtingen voor openbaar onderwijs.